Het werd toast, want het brood was oud-achtig. De eitjes had ik door hem laten kloppen omdat ik de klop-skill niet onder de knie heb: na 3 slagen had ik al kramp in mijn pols. Kaasschaven ging net goed; er is tenslotte altijd weer een redelijke kans op een slagaderlijke bloeding.
Maar ik raakte afgeleid door iets onbenulligs – een ronddartelend schaap of een liedje dat ik op moest zetten, het drinken van koffie, ik weet niet wat – en opeens was het brood verkoold, de omelet plakte aan de bodem van de pan en in een poging iets te redden viel mijn creatie tenslotte compleet uit elkaar.
“Wat is er in vredesnaam mis met me!? Ik kan niet eens een ei bakken!”, schreeuwde ik van binnen tegen mezelf terwijl ik het raam snel open gooide om te voorkomen dat het brandalarm af zou gaan (iets dat me minstens twee keer per maand overkomt).
En het bakken van een ei is niet het enige probleem: pannenkoeken bakken, spaghettisaus maken, op meer dan twee pitten tegelijk koken; het gaat me niet bepaald gemakkelijk af. Eigenlijk alle gerechten en opwarm-dingetjes die langer dan 3 minuten aandacht nodig hebben zijn gedoemd te mislukken.
Dit is allemaal niet erg: want samosa’s, salades, groentencurry en mango chutney kan ik wel maken.
Maar een goed ontbijt kunnen verzorgen – voor jezelf, of voor anderen- is een dankbare vaardigheid die ik zó graag onder de knie zou willen hebben. Een goed ontbijt onthoud je namelijk nog jaren na het verorberen ervan; het ontbijt in het hotel in Londen, muffins met bosbessen, een kaaspannenkoek op zondag, in Montreal die wafels met rood fruit en koffie, de boekweitpannenkoeken met zelfgemaakte jam bij een gezin in Canada; watertandend denk ik eraan terug.
Daarbij brengt een gezamenlijk ontbijt een soort sereniteit in de dag: het geluid van klinkende kopjes en de koffie die wordt ingeschonken, geuren van warm brood en boter, de schilletjes van de eitjes in het dopje, zachtjes de radio op de achtergrond. De dag is nog niet begonnen, er is geen echte haast, en de wereld is nog klein.
Ondanks die verkoolde toast en aangekoekte omelet bleek die wereld gelukkig nog steeds klein en kalm: er was koffie, de vogeltjes floten buiten in de zon, en er werd gelezen in bed. Hulde aan ochtenden als deze, hulde aan goed gelukte koffie, en hulde aan onderstaand gedicht door Enda Wyley.
Poems for Breakfast
Another morning shaking us.
The young potted willow
is creased with thirst,
the cat is its purring roots.
Under our chipped window
the frail orange flowers grow.
Now the garden gate clicks.
Now footsteps on the path.
Letters fall like weather reports.
Our dog barks, his collar clinks,
he scrambles, and we follow,
stumble over Catullus, MacUser,
Ancient Greek for Beginners,
cold half-finished mugs of tea,
last week’s clothes at the bed’s edge.
Then the old stairs begin to creak.
And there are the poems for breakfast –
favourites left out on the long glass table
by one to the other the night before.
We take turns to place them there
bent open with the pepper pot,
marmalade jar, a sugar bowl –
the weight of kitchen things.
Secret gifts to wake up with,
rhythms to last the whole day long,
surprises that met the cat, the dog,
these days that we wake together in –
our door forever opening.