Kantelpunt.

Posted on

I’m nobody, nobody. I don’t know how to feel or think or love. I’m a character in a novel as yet unwritten, hovering in the air and undone before I’ve even existed, amongst the dreams of someone who never quite managed to breathe life into me. ― Fernando Pessoa

Hij had al wat bier op, en vertelde lachend dat hij het gevoel had in een slechte film te zitten. Van binnen moest ik lachen; niet omdat ik het leuk vond dat hij zich al tijden miserabel voelt, maar omdat ik altijd het gevoel heb dat ik in een komedie zit: een paard dat zich na een liefdevolle aai-sessie omdraait en een scheet laat, kinderen die tijdens de les opeens in een gordijn gewikkeld zitten, een mug in mijn klamboe, momenten dat je in de koelkast op zoek bent naar eten en alleen een verdroogde rode biet ziet liggen: ik vind het allemaal best vermakelijk.

Ik vroeg hem of hij de film “Stranger Than Fiction” had gezien, en hij antwoordde van niet. Jammer, want zo kon ik ook niet goed uitleggen dat Harold Crick – het hoofdpersonage- pas iets aan zijn doodsaaie leven gaat doen op het moment dat hij erachter komt dat hij in een boek zit, en dat de auteur van plan is om hem te laten sterven in het verhaal.

 Diezelfde avond kregen we allemaal het bericht op onze telefoon dat Joost Zwagerman overleden was, en ik dacht aan al die mensen die depressief zijn, en de mensen in mijn leven die het afgelopen jaar gestorven waren, al dan niet door eigen toedoen.

Opeens herinnerde ik me een docent van de universiteit –Mr. H.- die na een lesje Academische Vaardigheden (waarschijnlijk in een heel passende context) begon te vertellen over een vriend die was overleden aan kanker. Hij vertelde over het kantelpunt bij een terminale ziekte: het moment dat het lichaam opgeeft – wat vaak heel laat gebeurt- en dat alle lichaamsfuncties één voor één doet uitvallen.

 Die kantelpunten – zo besloot ik tijdens een slokje Vedett- komen overal en in alle fasen van je leven voor. Daarmee wil ik niet zeggen dat alles direct eindigt in de dood en verderf; maar iedereen kent deze kantelpunten wel: het moment dat alles om je heen instort en dat niets meer gaat zoals je gepland had. De momenten die je jaren later nog kunt beschrijven als hét moment dat het simpelweg niet meer ging. De ‘erop- of -eronder’- momenten.

Die nacht bevestigde voor mij dat het niet uitmaakt hoe oud je bent of hoe georganiseerd je leven is: ieder mens heeft aandacht nodig, en waardering, en wat hulp wanneer het niet zo lekker loopt. Volwassen zijn is bijna een synoniem voor je groot moeten houden, en wekt de indruk dat je zou moeten weten hoe je om moet gaan met een gebroken hart, levensbedreigende ziektes, het verliezen van dierbaren, of een depressie. Maar we hebben geen idee; niet écht.

 We zijn zo druk bezig met het doen alsof het goed gaat, met het verdedigen van de eigen linies, met het hoofd boven water houden, dat we vergeten dat anderen net zo hard werken als wij. Laten we niet uit het oog verliezen dat je moeder, vader, broer, zus, vrienden en collega’s ook afstevenen op kantelpunten in hun leven, en soms hun hand uitsteken voor hulp – maar dat velen dat niet durven, of ervan overtuigd zijn dat ze het leven alleen aan zouden moeten kunnen.

Jezelf wegcijferen om anderen gelukkig(er) te maken lijkt me overigens niet de juiste oplossing, maar hoeveel kwaad zou het kunnen om eens af te stappen van dat walgelijke: “Hoe gaat het?” en in plaats daarvan te zeggen:

 “Ik zie en weet dat je het moeilijk hebt. Je kunt altijd bij mij terecht, en ik zal je helpen waar ik kan.”

 De kantelpunten zullen altijd blijven. En iedereen zal wel eens het gevoel hebben dat ze in een slechte film terecht gekomen zijn. Maar laten we alsjeblieft voorkomen dat onze naasten écht geloven dat ze er alleen voor staan, en dat het uitschakelen van alle systemen de beste oplossing zou zijn voor iedereen. Want dat is het nooit. Voor niemand.