Aanwaaikat

Posted on
Jezebel:  Through the centuries, the name Jezebel came to be associated with false prophets. By the early 20th century, it was also associated with fallen or abandoned women. (Wikipedia).
 

 Iedere persoon die langer dan een uur met mij heeft gesproken weet dat er in ieder geval twee dingen zijn die ik graag wil in mijn leven: het eerste is road-trippen door de Southern States van Amerika, de ander is een hond (en meer specifiek, een teckel). Als vrijgezel heb ik me dan ook nooit afgevraagd of ik zou eindigen als een stinkend kattenvrouwtje aan de rand van een of ander dorp: ik houd namelijk helemaal niet van katten.

Nu wil ik niet beweren dat ik katten stom of vervelend vind, maar als er zoiets zou bestaan als een sterke geestelijke verbinding met katten dan heb ik dit nog nooit mogen ervaren. Als een hond mij aankijkt, dan is het voor mij redelijk duidelijk wat er in zo’n dier omgaat. Maar wanneer een kat mij aankijkt voel ik niets anders dan verwarring, minachting, en angst dat mijn ogen uit mijn gezicht worden gekrabd.

Toch dringen de poezenbeesten zich, sinds mijn landing op Texel, met bosjes tegelijk aan me op: tijdens het hardlopen van de zomer vond ik een nest kittens die ik met veel moeite in mijn fietsmand naar huis wist te verslepen. Maar katten en huis-ratten gaan niet samen, dus moesten ze naar de opvang.

Een paar maanden later, toen ik Olijfje (één van de ratten) met hulp van buurman Henk stond te begraven, glipte er een kitten uit de schuur. Nu moet ik toegeven dat ik kittens wel heel schattig vind, maar deze was nogal schuw, en niet te paaien als huisdier. Helaas, want een paar dagen later lag het arme beest platgereden op straat.

Toch heb ik sinds vorige week een heuse kat als huisdier.
Twee maanden geleden klonk er op een stormachtige avond een klagend gejammer uit de stal. Dus daar ging ik: in mijn pyjama en houthakkersvest naar buiten en de schuur in om te kijken wie ik nu weer uit een droevige situatie zou moeten redden. En daar stond ze: een beetje slordig, zwart met rossige plukken, met een knik in haar staart naar me te blèren alsof ze een evangelie stond te verspreiden op de Dam.

In de weken die volgden was ze er alleen als het waaide, of regende, en dus doopte ik haar tot “Aanwaaikat”.  Als ik ’s ochtends naar mijn werk ging kwam ze naar beneden via de ladder van de hooizolder waar ze had liggen slapen. Soms gaf ik haar wat melk of kattenbrokjes, en één keer betrapte ik haar met een zelfgevangen konijn en besloot me niet langer druk te maken om haar dieet. Ik grapte tegen haar: “Als je de trap naar mijn deur op durft, dan mag je bij me wonen.” Maar ze durfde die trap niet op, en dus bleven we niets anders dan buren.

Tot ik vorige week nonchalant in huis stond te rommelen, of op te ruimen, of allebei, en ik opeens het –al aanwezige- kattenluik  hoorde klapperen. Daar stond ze, voor de deur, met haar schurfterige voorkomen, naar me te mauwen.

Nu slaapt ze in een kartonnen doos –met warm kleedje- op de gang, krijgt ze brokjes en water en zit ze af en toe naast me op de bank, of voor de verwarming. Miep (de overgebleven rat) en de kat (Inmiddels omgedoopt tot Bel – naar Jezebel) leven compleet langs elkaar heen door handige tactieken met deuren, haakjes en verdeelde aandacht.

Ik moet toegeven: een kattenmens zal ik nooit worden, en haar komst voelde de eerste paar dagen dan ook een tikje onwennig. Ook geloof ik niet dat Bel mij nou persé zo ontzettend aardig vindt: ze is vooral uit op mijn huis, het voer, en de centrale verwarming.  Maar toch, ze is niet lastig, best lief, en ze weet dat ze buiten moet kakken, dus mij hoor je niet klagen.

Maar meer dan één komt er echt niet in, want als dat stinkende kattenvrouwtje aan de rand van het dorp weiger ik te eindigen. Al die Disney-praktijken zijn leuk, maar er zijn grenzen!

IMG_20141218_175547