“…the bus is coming”

Posted on

I love being horribly straightforward. I love sending reckless text messages (because how reckless can a form of digitized communication be?) and telling people I love them and telling people they are absolutely magical humans and I cannot believe they really exist. I love saying, “Kiss me harder,” and “You’re a good person,” and, “You brighten my day.” I live my life as straight-forward as possible.

Because one day, I might get hit by a bus.

I could be walking down the street one day, blasting Rihanna or Fleetwood Mac, jamming so hard that I don’t see the bus coming. I could be walking with a book in my hand, reading until the very end. I could be paying total and complete attention, imagine the impact before it arrives.

And I’d really, really rather not die with some confusing statement I said sitting in the phone or the thoughts or the memory of someone I know, care about, need.

I know how it is—we all want to be mysterious. None of us want to get hurt. None of us want to look desperate. So we wait to respond to texts, phone calls, emails, Facebook messages, Tweets. So we communicate our emotions in how we end our messages (no period this time? Really gonna get them.). So we say vague, half-statements and expect people to read our minds.

But what if we died?

What if the last thing you ever texted that girl was, “I don’t know, whenever,” when she asked when she should come over, even though you really really wanted to see her right now? What if you were head-over-heels in lust with some beautiful human in your Lit. class but you chose to wait 15 seconds before texting them back, only to never get the chance to text them at all?

Maybe it’s weird. Maybe it’s scary. Maybe it seems downright impossible to just be—to just let people know you want them, need them, feel like, in this very moment, you will die if you do not see them, hold them, touch them in some way whether its your feet on their thighs on the couch or your tongue in their mouth or your heart in their hands.

But there is nothing more beautiful than being desperate.

And there is nothing more risky than pretending not to care.

We are young and we are human and we are beautiful and we are not as in control as we think we are. We never know who needs us back. We never know the magic that can arise between ourselves and other humans.

We never know when the bus is coming.

 

— Rachel C. Lewis


Flaws and All

Posted on

Er staat geen weegschaal in mijn huis. Als ik me weeg doe ik dat bij mijn moeder thuis, of bij vriendinnen die wel geld wilden uitgeven aan zo’n apparaat. Maar ik ben arm en lui, en wil dus geen weegschaal.

De manier om te checken of alles nog wel in orde is wat betreft lichaamsgewicht, is door mijn kledingmaat in de gaten te houden en –jawel-  af en toe in mijn blootje voor de spiegel te gaan staan. Tegenwoordig doe ik weer iets aan sport: spinnen op maandagavond en de afgelopen week heb ik mijn walging voor hardlopen al twee keer met succes weten te negeren.  Het spreekt dus voor zich dat ik mijn lichaam af speur op zoek naar kleine veranderingen die deze nieuwe ontwikkelingen teweeg zouden kunnen brengen.

Maar ik sta daar voor de spiegel en het enige dat ik kan is mezelf bekritiseren: vanaf mijn navel zie ik die stevige Hollandse meid die ik liever weg wil hebben. Ik hoef geen thigh-gap, maar die zadeltassen wil ik eigenlijk ook niet. Mijn borsten zijn eigenlijk te klein. Verder heb ik spataderen, grote oren, een vlekkerige huid. Alles moet anders, minder, of weg van mijzelf, en dat stoort  me.  Als ik kleren aan heb ben ik helemaal niet zo onzeker, maar als ik mijzelf dan zonder camouflage zie, zijn er duizend dingen die ik anders zou willen.

Onzin natuurlijk. Dus om mezelf weer een beetje op te beuren, besloot ik het over een andere boeg te gooien: het werd tijd om te benoemen wat ik wél mooi vind aan mijzelf.  Klinkt leuk, maar ik viel zonder pardon door de mand: in plaats van mooie onderdelen van mezelf te benoemen, gebruikte ik weer negatieve taal. In plaats van te zeggen dat ik een gestroomlijnd lichaam heb of een mooie bos krullen, zei ik tegen mezelf: ik heb geen overgewicht. Of: ik heb geen acné, ik heb geen asymmetrische borsten, ik heb geen hangbillen. Dit heeft niets te maken met jezelf mooi vinden; dit is hetzelfde principe als klagen dat je band lek is, en vervolgens jezelf geruststellen met de opmerking “gelukkig is het maar één band”. Je hebt er niets aan en die band is nog steeds lek.

Al had ik wel hangbillen, acné, a-symmetrische borsten en overgewicht gehad, dan had ik mijzelf nog steeds mooi moeten vinden. Het werd me pijnlijk duidelijk dat het niet uit zou maken of ik nu twee keer per jaar of twee keer per dag zou sporten: die drang iets te veranderen aan mezelf is altijd aanwezig. Maar die stevige benen zitten nu eenmaal in de genen, mijn borsten worden nooit groter zonder de hulp van plastische chirurgie, en die oren groeien waarschijnlijk gestaag door naarmate ik ouder word. Tragisch, maar eerlijk gezegd heb ik helemaal geen zin meer om me daar iets van aan te trekken. Zoals Lorde zei nadat ze een ongephotoshopte foto van zichzelf en haar onzuivere huid het internet op slingerde: “Flaws are ok”.

Maar wie heeft verzonnen dat het “flaws” zijn? Zelfs als je geen modeblaadjes leest lijkt er een soort perfecte mens te bestaan die we allemaal zouden moeten willen zijn: een lichaam zonder putjes, zonder vet, zonder spataderen, met een gespierde buik, middelmatige stevige borsten, middelmatige stevige billen en een slanke taille. Maar waarom hebben we het over “perfectie”? Wie heeft dat als norm ingevoerd? Ik zeker niet, en toch kijk ik ’s ochtends naar borst-bil verhoudingen en overweeg ik gewichten te kopen om mijn armspieren te gaan trainen voor later. Ik ben zodanig gehersenspoeld dat het raar en gelogen voelt om mijzelf mooi te noemen en tevreden te zijn met hoe ik er uit zie.

Nu zullen fanatiekelingen zeggen: “Ga drie keer per week  anderhalf uur naar de sportschool, dan doe je in ieder geval je best”. Maar dit weiger ik: die twee keer per week rennen en die 45 minuten spinnen is voor mij voldoende en ik ga ook niet op dieet.  Ik ben gezond, mijn conditie is prima en ik houd graag geld over voor andere dingen, zoals een reis.

Wat ik wel voorstel is om ons eens druk te gaan maken over onze geestelijke fitheid. Waarom kijk ik wel kritisch in de spiegel naar alles wat er beter kan aan mijn lichaam, maar denk ik eigenlijk nooit na over hoeveel boeken ik lees per jaar, of hoeveel kennis ik heb van genetische manipulatie, de geschiedenis van de slavernij, of het oeuvre van Beethoven?

Want als we kijken naar iconen uit de geschiedenis, dan hebben we het nooit over het kapsel van Einstein, de rimpels van moeder Theresa, de buik  van Winston Churchill, of het gebrek aan lichaamsgewicht van Abraham Lincoln: deze mensen worden geprezen en herinnerd vanwege hun intellect, hun karakter en de positieve invloed  die ze hebben gehad op het leven van anderen.

Dus wat zal het mij interesseren dat mijn dijen niet in een skinny jeans passen, of dat ik twee jaar terug 5 kilo lichter was: mijn cholesterol waarden zijn goed, ik heb een goed brein, een prettige persoonlijkheid, en ik heb geen uiterlijke tekortkomingen. Dit is het. En zo is het goed.