Goede Hor.

Posted on

De overheid adviseert ons om onze laptopcamera’s af te plakken. Want mensen met minder goede bedoelingen zouden wel eens mee kunnen kijken. Voor iemand die maar niet door Orwell’s Nineteen Eighty-Four komt, maar nog wel de eerste vijfitig pagina’s heeft gelezen, doet dit nieuws denken aan het fenomeen “Telescreen” in bovengenoemde roman: monitors die zowel in huis als buiten te vinden zijn en constant burgers controleren en in toom houden.

 

It was terribly dangerous to let your thoughts wander when you were in any public place or within range of a telescreen. The smallest thing could give you away. A nervous tic, an unconscious look of anxiety, a habit of muttering to yourself – anything that carried with it the suggestion of abnormality, of having something to hide. In any case, to wear an improper expression on your face (to look incredulous when a victory was announced, for example) was itself a punishable offense. There was even a word for it in Newspeak: facecrime, it was called. (1.5.65)
We worden nog niet bestraft voor hoe we kijken, wat we eten, of waar we boos of verdrietig om worden, maar de mogelijkheid om direct in iemands privéleven mee te kijken – alsof je in The Truman show zit-  is er al lang.

Natuurlijk heb ik erg te doen met de mensen die mee kijken en luisteren terwijl ik de nodige uurtjes op internet vertoef: in dit geval geen naakte vrouw in beeld, of duistere telefoongesprekken die kunnen worden afgeluisterd, maar vooramelijk een vals zingend, rijstwafels kauwend monster in een pyjama. Met een stel losgeslagen ratten als figuranten.Tough luck.

Toch gaat de bekende verdediging, “Van mij mogen ze, ik heb niets te verbergen”, echt niet meer op. Waar ik mijn airmiles aan op maak wil ik heus wel met iedereen delen (ik heb geen airmiles) en als iemand graag via mijn bonuskaart (overigens niet geactiveerd) erachter wil komen dat ik behalve een pakje tampons ook vijf pakken Tony Chocolonely-chocolade bij de Albert Heijn haal, dan is dat in mijn ogen wat ongemakkelijk, maar nog te overzien. Maar door het ‘meekijken-met-laptopcamera’-nieuws, en doordat iemand opeens zeer actief – en zonder uitnodiging – zichzelf infiltreerde in mijn online leven, realiseerde ik me opeens dat ik geen enkel overzicht meer heb over wat voor persoonlijke informatie er van mij op het wereldwijde web te vinden is. En daar word ik nerveus van.

Opeens vroeg ik mij af in hoeverre ik anderen mag wijzen op mijn recht op privacy als ik een Twitter account heb: mag ik me boos maken om instanties of mensen die –al dan niet met goede bedoelingen- zichzelf constant aan mij presenteren terwijl ik daar geen behoefte aan heb? Mag ik me irriteren aan muziek aanbevelingen op Facebook die slaan als een tang op een varken, of me boos maken om mensen die -op basis van mijn activiteiten online- denken te weten wie ik ben, wat ik wil, of wat ik nodig heb?

Het is mijn eigen schuld: de behoefte om mijn dagelijkse beslommeringen te delen met anderen, de bijbehorende drang om te weten hoe anderen hun leven invullen, maar ook het plezier om gelezen artikelen met anderen te delen, of mijn schrijfsels- zoals deze- van publiek te voorzien, maken het steeds lastiger om te bepalen wanneer het tijd is om de rem in te trappen.

Ons recht op privacy in inmiddels bijna opgerekt tot non-existent, en dat hebben we aan onszelf te danken. Het open zetten van die (online) deur naar de rest van de wereld via laptop, telefoon en kortingskaart, heeft er toe geleid dat er nu allerlei ongewenst gespuis zich door diezelfde deur naar binnen werkt. Zijn het geen horzels als grote bedrijven die iets willen verkopen, of poepvliegen die mee willen kijken met je camera, dan zijn het wel knutten of fruitvliegjes die maar niet weg te wuiven zijn. En nu ik hier zo op de bank zit met mijn afgeplakte laptop op schoot, verlang ik oprecht naar een goede hor.


Cape Clear Island

Posted on

Geographically, Ireland is a medium-sized rural island that is slowly but steadily being consumed by sheep – Dave Barry

Vier maanden geleden is het. Ruim vier maanden geleden zelfs. Het tripje duurde vijf dagen.Mijn lieftallige moeder stelde voor dat ik de volgende keer mee zou gaan: naar een storytelling festival op Cape Clear Island, een eiland aan de zuidkant van Ierland.

Verhalen zijn belangrijk en leuk, Ierland leek me wel wat, en wie wil er nou niet vijf dagen op vakantie?!

Dus begin september sleurde ik mijn rolkoffertje over de “mind-your-step”- rolbanden, nam ik te krappe bochten, werd het koffertje bij een Ierse taxichauffeur in de kofferbak gelegd en werd het arme ding daarna in een grote container op de boot geladen.

Ondertussen stond ik in stilte doodsangsten uit in het vliegtuig en in de taxi (de oude baas scheurde als een krankzinnige over karakteristieke Ierse landweggetjes), at ik een broodje gerookte makreel in Baltimore, en keek ik mijn ogen uit naar al dat natuurschoon, terwijl we op de boot richting het eiland zaten.

Licht verbaasd -maar blij verrast-  was ik toen we ‘de haven’ van Cape Clear Island bereikten: ik had iets moderns verwacht, maar de haven bleek eigenlijk gewoon een baai. Er stond een huisje op de hoek (dit bleek later het winkeltje en de club te zijn) en verder was er, behalve de pier waar de boot werd aangelegd, nog een oer-begraafplaats en de ruïne van een heel heel oud kerkje (echt heel oud).

Iedere dag denk ik aan die minivakantie: twee dagen terug droomde ik dat we er weer waren, en werd zielsgelukkig en met heimwee wakker. Ik heb er met een sjaal gelopen en in een kort rokje, er waren twee varkens, je kon er bramen eten tot je er misselijk van werd, ik heb er cider gedronken en Ierse liedjes gezongen met allemaal leuke mensen, heb er de mooiste verhalen gehoord, het lekkerste sodabrood van de wereld gegeten en –bij gebrek aan zwempak- in mijn ondergoed gezwommen in de kraakheldere en ijskoude Atlantische oceaan. Het kraanwater werd op het eiland afgesloten van 5 uur ’s middags tot 7 uur ’s ochtends. Op een dag vond ik een man in slaapzak in onze tuin, die –wat later bleek- geen zin meer had gehad om zijn tent op te zetten. Mijn moeder en ik sliepen in een kamertje met twee eenpersoonsbedden, en wat blijkt: zelfs een eeuwenoud spiraalmatras ga je uiteindelijk waarderen!

Sindsdien is mijn leven compleet veranderd op een manier die ik nooit had durven hopen: een leuke baan, een eigen huis, en dat alles op een echt – doch Nederlands- eiland! Hoe komend voorjaar er uit zal zien weet ik niet, maar ik heb zo’n vermoeden dat er een hoop leuks staat te gebeuren. Maar ongeacht hoe spectaculair het zal worden: begin september staan we – mijn moeder, haar collega/vriendin Gerda, haar dochter Emma, en ik- weer met onze krullen in de wind op de boot naar Cape Clear Island. Nog negen maanden te gaan!