“When Love Arrives”

Posted on

When Love Arrives

Sarah Kaye and Phil Kaye

“When Love Arrives” (klik hier op, zeker de moeite waard!)

I knew exactly what love looked like

in seventh grade.
Even though I hadn’t met love yet
if Love had wondered into my homeroom,
I would’ve recognized him at first glance.
Love wore a hemp necklace.

I would’ve recognized her at first glance.
Love wore a tight french braid.
Love played acoustic guitar,
and knew all my favorite Beatles songs.

Love wasn’t afraid to ride the bus with me.

And I knew,
I just must be searching the wrong classrooms;
just must be checking the wrong hallways.
She was there, I was sure of it.
If only I could find him.

But when Love finally showed up,
She had a bullcut.
He wore the same clothes every day for a week.
Love hated the bus.
Love didn’t know anything about the Beatles.

Instead,
Everytime I tried to kiss Love,
our teeth got in the way.
Love because the reason I lied to my parents.
I’m going to… Ben’s house
Love had terrible rhythm on the dance floor,
but made sure we never missed a slow song. 

Love waited by the phone,
because she knew if her father picked up
it would be, (heavy breathing)
“Hello, hello… I guess they hang up.”

And Love grew…
Stretched like a trampoline.
Love changed.
Love disappeared
slowly, like baby teeth
losing parts of me I thought I needed.

Love vanished like an amateur magician,
everyone could see the trapdoor but me.
Like a flat tire,
there were other places I had planned on going

but my plans didn’t matter.

Love stayed away for years.
And when Love finally reappeared,
I barely recognized him.

Love smelled different now,
had darker eyes,
a broader back.
Love came with freckles I didn’t recognize,

new birthmarks,
a softer voice.
Now there were new sleeping patterns,
new favorite books.
Love had songs that reminded him of someone else;
songs Love didn’t like to listen to
so did I.

But we found a park bench that fit us perfectly.
We found jokes that make us laugh.
And now Love makes me fresh homemade chocolate cookies.
But Love will probably finish most of them for a midnight snack.

Love looks great in lingerie but still likes to wear her retainer.
Love is a terrible driver but a great navigator.
Love knows where she’s going,
it just might take her two hours longer than she planned.

Love is messier now;
not as simple.
Love uses the word ‘boobs’ in front of my parents.
Love chews too loudly.
Love leaves the cap off the toothpaste.
Love uses smiley messages in her text messages
And turns out,
Love shits.

But Love also cries.
And Love will tell you, “You are beautiful.”

And mean it.
Over and over again,
“You are beautiful.”
When you first wake up,
“You are beautiful.”
When you’ve just been crying,
“You are beautiful.”
When you don’t want to hear it,
“You are beautiful.”
When you don’t believe it,
“You are beautiful.”
When nobody else will tell you,
“You are beautiful.”
Love still thinks,
“You are beautiful.”

But love is not perfect,
and will sometimes forget,
when you need to hear it most,
“You are beautiful.”
Do not forget this.

Love is not who you are expecting.
Love is not what you can predict.

Maybe Love is in New York City,
already asleep.
You are in California, Australia,
wide awake.
Maybe Love is always in the wrong timezone.

Maybe Love is not ready for you.
Maybe you are not ready for Love.
Maybe Love just isn’t the marrying type.
Maybe the next time you see Love is twenty years after the divorce.
Love looks older now but just as beautiful as you remembered.

Maybe Love is only there for a month.
Maybe Love is there for every firework,
every birthday party,
every hospital visit.

Maybe Love stays.
Maybe Love can’t.
Maybe Love shouldn’t.

Love arrives exactly when Love is supposed to.
And Love leaves exactly when Love must.

When Love arrives,
say, “Welcome, make yourself comfortable.”
If Love leaves,
ask her to leave the door open behind her,
turn off the music,
listen to the quiet,

whisper, “Thank you for stopping by.”



Braziliaans Carnaval, De Notenkraker, Amerigo en -oh ja- Zwarte Piet.

Posted on

De Pietendiscussie. Ik wilde me er eigenlijk niet aan wagen, want eerlijk gezegd zal ik het Sinterklaasfeest niet meer of minder waarderen wanneer Zwarte Piet zou worden vervangen door, laten we zeggen, een stel straatartiesten, gestoken in outfits gebaseerd op Braziliaans Carnaval, die op geheel eigen wijze De Notenkraker proberen uit te beelden. Op straat. In november.

De afgelopen weken passeerden er stukjes in kranten: columns van mensen die beweerden dat Zwarte Piet geen slaaf was van Sint Nicholaas, of dat Zwarte Piet afstamt van de kindslaven. Prem was vervelend bij De Wereld Draait Door, waar weer reactie op kwam door een column bij Spijkers met Koppen. De discussie laait ieder jaar weer op, maar tot de VN hadden we het nog niet geschopt! Chapeau, Nederland: de hele wereld staat in de brand, maar wij komen in het nieuws door Zwarte Piet.

Geheel meningsloos fladderde ik me tussen deze discussie door: zolang marsepein, suikerbeestjes in paarse en groene glimfolie, en truffelpepernoten maar aangevoerd worden in november, hoor je mij niet klagen over het verdwijnen van Zwarte Piet, of zelfs de goed heilig man zelf (Amerigo moet overigens altíjd blijven, slaaf of niet). Maar natuurlijk beweerde een van mijn vrienden de oplossing te hebben en werd ik, om 7 uur ’s ochtends, via het non-medium Whatsapp, in een Pietendiscussie gesleurd.

Zijn oplossing: “Ik vind dat wij het Sinterklaasfeest in al zijn facetten moeten omarmen als religieus feest. Einde discussie.”

Zoals ik al zei was het vroeg, en ’s ochtends vroeg ben ik het meest kritisch: “Hoe is dat een oplossing voor de hele Pietendiscussie?” Zijn antwoord: “Want dan is het vrijheid van religie. Of wil men echt een discussie voeren over bepaalde gebruiken binnen een religie? Ik kan het offerfeest dan bijvoorbeeld al noemen…vinden we dat normaal? Vrouwen die niks mogen…hoezo gaan we daar niet mee terug naar 1850? Etc”

Dit, dames en heren, is géén oplossing. Het is wel een goed idee, maar niet om de reden die mijn goede vriend hier aandraagt. Mijn reactie was dan ook als volgt:

“Slim, maar dit verandert dus niets aan de Pietendiscussie op zichzelf. Je maakt de discussie zo alleen maar groter: moeten bepaalde gebruiken in religieuze feesten altijd kunnen, zelfs al refereren ze naar gebruiken en ideeën die nu door groepen als beledigend of onderdrukkend worden ervaren en waar we inmiddels niet meer achter staan? Of je snoert iedereen die kritische vragen wil stellen de mond, onder het mom ‘kijk eerst maar eens naar je eigen feest voordat je over dat van ons begint’.”

Dat laatste, discussie onmogelijk maken, was wat mijn gesprekspartner aandroeg als ‘oplossing’. Als we er niet over mogen praten, dan is het probleem er ook niet. Zo probeert Poetin ook de Nederlandse roep om seksuele vrijheid in Rusland weg te wuiven: Nederland heeft een pedofielenclub die we niet kunnen verbieden, dus mogen we niets zeggen over de anti-homowet in Rusland. Of pedoseksuelen ook allemaal -als vanzelf- enge, vieze kinderlokkers zijn, gehaat en op de brandstapel gegooid moeten worden, is een andere vraag waar ik in de discussie rond het Sinterklaasfeest even niet op in zal gaan.

Discussie eindigen lijkt mij dus niet de oplossing. Maar misschien is het breder trekken van de discussie wel een heel goed idee. Zoals alle grote veranderingen in een maatschappij begint het met onrust over kleine dingen, zoals we ons nu druk maken over Zwarte Piet. De onderliggende vraag is natuurlijk uiteindelijk veel groter: is alles maar geoorloofd onder het mom van traditie en religie? Ook als die feestelijke gebruiken refereren aan racisme, onderdrukking, of ideeën en handelingen die tegenwoordig als beledigend, storend, of  -jawel- als dierenmishandeling worden beschouwd?

We zijn een vrij liberaal land, en we veranderen heus niet eens per jaar in een stel racisten omdat Sinterklaas weer langs komt met zijn kindslaven, maar het is wél ouderwets, en voor velen misschien wel beledigend en een principieel probleem. Van mij mag Zwarte Piet vervangen worden: binnen tien jaar zijn we hem vergeten, en als dit een deur opent naar een maatschappij waar traditie en religie geen heilige huisjes meer zijn, dan vind ik dat goed.

Maar Amerigo blijft!

 


De siliconenkit-man

Posted on

De siliconenkit-man stond voor mijn deur toen ik deze open zwaaide om mijn versgebakken koekjes weg te zetten. “Ik wilde net aankloppen, want je mag even niet poetsen vandaag”.  “Gelukkig doe ik dat al niet zo vaak”. De man keek me verlegen aan, en besloot wat meer tekst en uitleg te geven: “’k Heb hier net effe wat siliconenkit gespoten, en dat is nog wat plakkerig. Voor de rest is dit [hij wees naar de tegeltjes] vandaag gevoegd, maar dat kan wel tegen water”.
“Goed om te weten, dank u wel”, antwoordde ik, me pijnlijk bewust van mijn desinteresse in het voegwerk in mijn eigen huis. “Heb je misschien trek in een koekje? Ik heb er heel veel gemaakt en anders moet ik ze in mijn eentje opeten!”

De siliconenkit-man mompelde instemmend, pakte een koekje uit het tupperware-bakje, nam een hapje en keek op datzelfde moment op. Hij deed me denken aan een klein jongetje dat geen idee had hoe hij zich moest gedragen. Onder observatie van de beste man probeerde ik enigszins gehaast de bak met koekjes in mijn overvolle kastje te stouwen. Maar er was geen plaats. En zoals met alles dat net iets te lang duurt, werd het ongemakkelijk. Dus hij begon een gesprek: “Je hebt flink gebakken, hè, vandaag!” Grappend zei ik iets over een bakmanie, maar hij begreep me niet.

Ik keek hem aan terwijl hij vrolijk op het koekje knabbelde en tegen de deurpost leunde. Zijn haren waren wit, en hij was al zeker de vijftig gepasseerd, maar zijn gezicht bleek bijna rimpelloos en verrassend jongensachtig. Dat zenuwachtige gedoe maakte dat hij nog jonger leek. “Een knappe man”, constateerde ik, “maar niet bijzonder slim”. Terwijl ik weer verder ging met nuttiger zaken, bleef hij naar me staan kijken, en begon ik natuurlijk te blozen. Eindelijk, na veel heen-en-weer geschuif van pakjes thee, flesjes honing, en een hoop nutteloze potjes zout, had ik mijn koekjes gestald en drentelde ik vriendelijk glimlachend terug richting mijn kamer.

Maar in de deurpost van de keuken leek de tijd te vertragen: de siliconenkit-man (met dat koekje nog steeds in zijn hand) en ik leken -als een stel marionetten- in een slow-motion-wals beland. Hij draaide om mij heen, en ik om hem. Hij keek me aandoenlijk aan, mompelde lachend iets dat ik niet verstond, maar wat erg lief klonk, en ik lachte terug terwijl ik naar mijn kamer draaide.

Terwijl ik mijn deur sloot, voelde ik me de hoofdrolspeelster in een romantische film. Zo’n perfecte film die draait om koekjes, ongemakkelijke situaties, en onderhuidse spanning die je als publiek doet trappelen van ongeduld. Een film die je doet wensen dat het echte leven óók zo leuk is en waarin altijd alles vanzelf goed komt. Maar een klein –doch essentieel- aspect van deze romantische scène klopte niet, en drukte me met mijn neus op de feiten: als dit echt een romantische film was geweest, dan had men heus wel zien aankomen dat dit nooit iets zou kunnen worden, en een meer geloofwaardige tegenspeler geselecteerd.