Tijd om te rijden. Hoe langer het wordt uitgesteld, hoe nerveuzer je wordt. Zoals met alles waar je van tevoren zenuwachtig om wordt, is er maar één goede remedie: er gewoon aan gaan beginnen.
De snelweg op: in plaats van linksaf richting werk, rechtsaf richting Utrecht. Het is zondag, half zeven, de dag begint, er is niemand op de weg, en terwijl je de radio aanzet en van de opkomende zon geniet, verdwijnen al die beren die al weken op de weg naar Frankrijk stonden, als sneeuw voor de zon. “Dit voelt niet anders dan anders”, merk je op, en er verschijnt een grijns op je gezicht. “Daar ga je dan, Nonski!”.
Maastricht was even spannend en in Luik reed je verkeerd: de hele stad door. Langs het water. Maar als je alleen in de auto zit heeft het weinig zin om je druk te maken; niemand komt je op het juiste moment advies geven. Dus je negeerde de Tomtom (die er echt niets van snapte) en gebruikte gezond verstand. Binnen tien minuten zat je weer op de E25.
Bij het tanken in Luxemburg en het oprijden van de tolweg in Frankrijk kijk je naar de toeristen voor je: ‘copy-paste’ en ‘fake it til you make it’ blijken nuttige overlevingstechnieken wanneer je je voor het eerst alleen in een onbekende (verkeers)situatie bevindt.
En dan. Dan rijd je de tolweg af. Net op het moment dat de apenkoppen niet meer zo goed smaken en de cola light dezelfde temperatuur heeft als de auto. Dan omarmt het Franse platteland je met al haar geuren, kleuren, en al die insecten, en speelt de radio ‘Ca Plane Pour Moi’. Pas dán, dan heb je het eindelijk aan jezelf bewezen: “Nu kan ik alles.”
Plastic Betrand – Ca Plane Pour Moi