Eternal Inbetweener

Posted on

“We’re all made of stories. When they finally put us underground, the stories are what will go on. Not forever, perhaps, but for a time. It’s a kind of immortality, I suppose, bounded by limits, it’s true, but then so’s everything.” 
― Charles de Lint

The Inbetweeners is een vrolijke film (en een tv-serie waar ik niet bekend mee ben) over een stel Britse jongens die je zonder schuldgevoel zou kunnen omschrijven als wereldvreemde nerds die na hun middelbare school eens flink op vakantie gaan naar een zomers oord. Een paar van deze jongens zijn nog maagd, anderen net gedumpt door hun vriendin, en weer anderen zijn nog bezet maar hebben tijdens deze vakantie seks met oude dikke vrouwen (want als je niet zoent, dan is het ook geen vreemdgaan).

Dat wat hen ‘Inbetweeners’ maakt, is de overgangsfases waar ze in zitten: van middelbare scholier naar student; van maagd naar ‘echte man’, en van de status als Super Nerd naar leuke, spontane, charmante en interessante kerel (zo krijgt de hoofdpersoon in de film uiteindelijk een relatie met het mooiste meisje van het strand).

Het ‘Inbetweenerschap’ is een tijdelijke status, aan het einde van de film is het duidelijk dat ze iets minder tussen jongen- en manschap in zitten dan voor ze op vakantie gingen en dat het vanzelf wel goed komt met ze.

Vroeger, toen ik nog minder wist wat ik aan mijzelf had dan nu, klaagde ik vaak tegen mijn moeder dat ik niet op jongens van mijn eigen leeftijd viel, dat ik niet wist wat ik wilde worden, dat ik net nergens bij paste, en hoe moest ik in vredesnaam een normaal leven lijden met al de mogelijkheden die ik had, en al die onvolkomenheden huizend in mijzelf?!

Uit de reactie van mijn moeder sprak vertrouwen, en hoop: “Wacht maar tot je wat ouder bent, dan valt alles vanzelf op zijn plaats”; “Jij eindigt later gewoon met een iets oudere man.”, of de immer geruststellende “Vroeg rijp, vroeg rot, kind”.

Nu ben ik 28, en weet zeker dat mijn moeder zich afgelopen vrijdagnacht afvroeg of ze zich niet per ongeluk 6 jaar had vergist in mijn geboortejaar. Zelf krabde ik me de volgende ochtend ook even achter de oren en besloot: na tien jaar klagen tegen mijn arme moeder is het tijd voor acceptatie en berusting: ik ben de “Eternal Inbetweener”. Waar mijn vriendinnen de rust vinden voor het samenwonen, het kiezen van een geschikte partner, het kopen van een huis, en het krijgen van babies, kom ik om respectievelijk half 7 ’s ochtends, en 3 uur ’s nachts aankakken na een spontane avond in de kroeg of een uit de hand gelopen bedrijfsborrel. “Later als ik groot ben” is voor mij nog steeds van toepassing, ook al is de tijdspan ingekort van tien naar vijf jaar. Of ik kinderen wil weet ik nog steeds niet, en wat mannen betreft heb ik net zoveel gemeen met een 30+ er als met een 25-er. Gelukkig ben ik (nog) niet zo’n trieste oude vrouw die denkt dat ze heel jong is terwijl ze eigenlijk eens even normaal zou moeten gaan doen: het kost me nog steeds moeite om mensen om mij heen te overtuigen van mijn ‘bijna-dertig’-status.

Toevallig las ik vandaag in de Uitkrant een column door Halina Reijn waarin ze als 37-jarige vrijgezel (en wat voor één!) nog sprak over het tongen met leuke mannen in het Rijksmuseum-tunneltje. Als zij er mee weg komt, dan lukt het mij toch ook wel? En wie vertelt verhalen over reizen door Canada, of het redden van een op straat gevonden levende rivierkreeft na een nacht stappen in de stad? En wie kan spontaan de auto pakken naar Frankrijk, zonder zich druk te hoeven maken over huis en haard, of besluiten om te sparen voor een volgende grote reis, nu het nog kan? Als er iets is dat deze Eternal Inbetweener-status oplevert, dan zijn het wel goede verhalen en mooie herinneringen. En wat is er nu het mooiste dat je aan je kleinkinderen kunt geven wanneer je oud en krakkemikkig bent? Juist.

 


‘I claim them all’

Posted on

‘But I don’t want comfort. I want God, I want Poetry, I want real danger, I want goodness, I want sin.’

‘In fact,’ said Mustapha Mond, ‘you’re claiming the right to be unhappy.’

‘All right then,’ said the Savage, ‘I’m claiming the right to be unhappy.’

‘Not to mention the right to grow old and ugly and weak; the right to suffer disease; the right to have too little to eat; the right to live in constant fear of what might happen tomorrow; the right to fall victim  to pains of every kind.’

(…)

‘I claim them all,’ said the Savage at last.

 

From Brave New World by Aldous Huxley



De zomer in mijn bol!

Posted on

We lagen op een redelijk lege plek, mijn broertje en ik. Het zand was er wat harder dan dichterbij de zee, wat gunstig is als je nadenkt over de hoeveelheid los zand dat je meesleept wanneer je van je strandlaken opstaat, of er weer op gaat liggen.

De rest van Nederland was nog niet gearriveerd: een handje vol mensen had ook het slimme idee om wat vroeger naar het strand te vertrekken om de drukte te vermijden. Dus daar lagen we dan, mijn broertje en ik. Hij in zijn korte broek en wifebeater-shirt, ik in mijn jaren 50 badpak. En ik was de zonnebrandcrème vergeten. Oh well.

De reden dat ik hem de avond ervoor een berichtje stuurde met de vraag of hij mee ging naar Egmond, was dat ik afschuwelijk veel behoefte had om te zwemmen: met een nieuw badpak, een paar warme dagen per jaar, en grote liefde voor bewegen in water, kom je er niet mee weg om droog de zomer door te komen.

Na een kwartiertje acclimatiseren besloot ik, nadat ik even had geverifieerd of er ook anderen in de zee dartelden, dat het tijd werd een potje te gaan zwemmen. Terwijl ik naar het water liep, en de dichtheid van mensenlichamen toenam, begroette de geur van zomer-vierend Nederland me met open armen: een aroma-mix van zonnebrandcréme, zout water, patat en ijsjes.

Terwijl ik het water in wandelde, wat uiteraard troebel en bruinig was, zag ik dingen drijven..of eerder: door het water glijden. Kwallen. Geen grote kwallen zoals we dat gewend waren in de jaren ’90 (ik heb zulk soort al decennia niet meer gezien), maar kleine kwalletjes ter grote van een vuist. Nu ben ik niet bang voor een kleine kwal, maar meerdere kleine kwallen of enige andere levende wezens in troebelig bruin water – waarin ik ze dus niet kan zien en eventueel vermijden- vind ik wel een beetje vervelend. Daar ging mijn zwemfantasie. Om toch een beetje te dóen alsof ik had gezwommen, maakte ik onder water wat woeste bewegingen met armen en benen en hurkte vervolgens door mijn knieën zodat ik in ieder geval tot mijn schouders het water in was geweest. Het woord dat hierbij hoort is anticlimax.

Toch bevatte ook dit dagje strand alles wat een dagje strand zou moeten bevatten: mijn broertje had een brain-freeze door een te koude smoothie, we aten burgers, uitsmijters met kaas, en kochten ijs. We verbrandden levend, zagen hordes nudisten in (voor ons) heel ongunstige posities (hoezo buk je als nudist-man vol voorover wanneer er net twee argeloze voorbijgangers per ongeluk jouw kant opkijken?!), voerden goede gesprekken over het universum, en stond ik twee keer in een aangespoelde kwal en duizend keer in schelp-scherven.

Nu ik met pijnlijke schouders en een warm hoofd op de bank zit, concludeer ik: zwemmen doe ik voortaan wel in een zwembad, en er zit nog genoeg zand in haar en kleding om de week mee door te komen, maar de zomer is voor mij nu echt officieel begonnen!

 

1003134_10151554214068925_1190295717_n


“En ik wil alles wat niet mag, de hele dag!”

Posted on

72 kilo. Dat is 6 kilo boven mijn ‘normale’ gewicht.

Voordat ik naar Canada vertrok woonde ik, net als nu, in Amstelveen, en werkte ik in Amsterdam. Vijf dagen in de week pakte ik mijn fiets en zo fietste ik per dag een kilometer of 30 weg. Tegenwoordig woon ik nog steeds in Amstelveen, maar verdien ik mijn geld in Heiloo. De afstand? Ruim 40 kilometer. Iets te ver om op de fiets af te leggen, dus.

Sinds maart scheuren mijn Twingo en ik iedere dag op en neer naar Heiloo, maar de enige spieren die ik tijdens die reis gebruik zijn mijn enkelspier (voor gas, rem en koppeling) en mijn polsspier (voor stuur en versnellingspook)…en misschien mijn stembandspier (tijdens het meezingen met de radio en/of het uitschelden van medeweggebruikers).  Kortom:  veel beweging zit er niet meer in.

Maar eten doe ik nog steeds. En hoe! Dus het gewicht dat ik al had opgedaan in Canada ging er niet af, en langzaam maar zeker kwam er steeds meer bij. Omdat ik nog steeds niet van sportscholen houd besloot ik een maand of twee geleden om te gaan hardlopen, maar na mijn werk heb ik daar niet zoveel zin meer in. Dus moest ik 3 keer in de week om 5 uur ’s ochtends op om -al strompelend- wakker gecoacht te worden door de stem van Renate Wennemars op mijn mp3 speler. Ik heb krantenbezorgers nog nooit zo verward naar me zien kijken en ik ben er nog steeds niet uit of de voordelen (een halve kilo minder) opwegen tegen de nadelen (5 uur ’s ochtends opstaan, hallo?!).

En toen. Tóen gingen mijn ouders op vakantie en moest ik in Heiloo op de honden passen. Nu ga ik op de fiets naar werk, maar de afstand is nihil en heeft dus geen enkel positief effect op mijn gewicht. Om 5 uur opstaan lukt gewoon niet: nog nooit had ik zoveel slaap nodig als hier (dat, en het bed ligt echt veel te lekker). Dus dan maar het op-een-na-laatste redmiddel tot ik weer terug in Amstelveen ben: aan de lijn.

Mijn vorige ervaring met lijnen is alles behalve motiverend. De laatste keer dat ik actief ‘aan de lijn’ was, deed ik het Sonja Bakker-dieet. Na een week optimel en cracottes met kaas en komkommer, ging ik stappen met vriendinnen. Een paar glazen bier later (volgens iedere dieet-goeroe een doodzonde an sich) fietsten we langs de MacDonalds en bestelde ik ook eens wat. In een klein uur vrat ik alle calorieën die ik de dagen ervoor had weten te omzeilen er zonder pardon weer aan: ik nam 2 menu’s en at, en at, en at nog wat meer. Tijdens het wegwerken van de tweede Filet- o- Fish besloot ik nooit meer op dieet te gaan.

Maar mijn broertje, inmiddels een afgetrainde spierbundel, verloor in korte tijd zo’n 30 kilo door te sporten en een dieet te volgen. Dit dieet is als volgt: ’s ochtends magere kwark met muesli. Tussendoor een appel. ’s Middags magere kwark met muesli. Tussendoor een appel. En ’s avonds sla met kip. En één keer in de week iets lekkers. “Moet te doen zijn”, dacht ik. “Lekker eentonig, niet te veel spannende dingen om te koken en altijd prettig dat je een keer in de week iets lekkers mag”.

Vier dagen lang at ik netjes mijn kwark, ’s avonds at ik salade, of soep, met vis of een vegetarisch dingetje…en na het eten geen chocola, maar een kopje koffie, of twee. Op mijn werk vermeed ik de snoepautomaat, en at ik appels, en stierf ik van de honger, wat ik een teken vond van succes. Ik vertelde mijzelf dat ik dit maar 4 weken vol hoef te houden, en dat dit mij makkelijk zou lukken. Alles leek op rolletjes te lopen.

Tot vandaag: dag 5.

Vandaag werd mijn eeuwige gebrek aan discipline de tweede officiele afvalpoging in mijn leven fataal. Na de pauze vond ik dat ik wel een Kitkat Chunky had verdiend (waarom?) en als ik daar dan toch mijn geld stond te verspillen aan die automaat, mocht ik ook best een rolletje Mentos. De volgende pauze had een collega ijsjes gehaald en tijdens de vrijdagmiddagborrel (bier) at ik zonder gêne een halve zak chips leeg.

Omdat ik toch al zo dramatisch had gezondigd, mocht ik ook wel dat lang uitgestelde kokos-koffie-ijsje met slagroom halen bij de beroemde ijsboer in Heiloo. Eenmaal thuis vond ik nog wat Bastonge-koeken, een vegetarische cordon bleu, een blikje gerookte makreel, kaas, tomatentappenade en Melba-toastjes in de kast. Ik at, en at, en at nog wat meer.

Met vlag en wimpel gefaald, inderdaad.

Er zit niets anders op: ik moet een huis op ongeveer 13 kilometer afstand van mijn werk vinden en de Twingo afstaan. Tot die tijd is een keer per week een bezoek aan de sportschool voor een lesje Zumba, Spinning of Pilates een noodzakelijk kwaad. Eerlijk is eerlijk: dit alles klinkt mij als muziek in de oren na die 10 kommetjes kwark van afgelopen week. Lijnen is niet aan mij besteed. Want zoals dat gaat met verboden vruchten (of met kitkat chunkies en ijs): datgene wat je niet mag hebben, is het moeilijkst te weerstaan.