Na een volle maand in Nova Scotia te zijn geweest ben ik nu, terwijl ik dit schrijf, op weg naar Québec.
Voor ik naar Canada vertrok had ik geen idee wat ik wilde zien, het enige dat ik wist was dat ik naar Nova Scotia wilde; de gedichten van Elizabeth Bishop, haar schilderijen, de naam van de provincie: het moest wel iets bijzonders zijn!
Maar Halifax paste helemaal niet bij het beeld dat ik van Nova Scotia had, en ik voelde me dan ook een beetje verloren toen ik door de straten van de stad drentelde. Dit veranderde gelukkig toen ik ging werken op een organic farm in Bridgewater: de busreis er naartoe bracht me via stukken van de Lighthouse Route door oude vissersplaatsjes als Mahone Bay en Lunenburg. Op de boerderij had ik zoveel frisse lucht, zoveel uitzicht, en zoveel vriendelijke mensen om me heen dat ik me langzaam meer thuis ging voelen. Maar de bomen waren nog steeds groen, ik bleef op een beetje beperkte plek en ik was in constante afwachting van mijn ouders die me midden oktober zouden komen opzoeken.
Maar toen kwam Freya (want haar ouders zaten in hetzelfde vliegtuig als de mijne) en dezelfde avond raakten we in de kroeg aan de praat met mensen in de bar en hadden we een zeer geslaagde avond.
De volgende dag kwamen onze ouders aan, en daarmee begon ons grote Nova Scotia avontuur pas echt! Met een huur auto reed mijn stiefvader naar ons huisje in Lunenburg: het was pikkedonker toen we er aan kwamen, maar toen de volgende ochtend de gordijnen opengingen hadden we vanuit ons bed vol uitzicht op de baai. Die dag wandelden we ruim 5 uur langs ‘het strand’ (over keien en kiezels), vond mijn moeder talloze schelpen, stenen, krabbenscharen en golfballen, en betraden we per ongeluk een privé strand (zonder keien en kiezels, uiteraard).
De rest van de 10 dagen reden we van de Bay of Fundy naar Peggy’s Cove, van Chester naar Pleasant Bay in Cape Breton, zagen we tientallen doodgereden stekelvarkens langs de weg, fotografeerden we eekhoorns, lama’s en hertjes (wel levend), verbaasden we ons over de goedkope huizen hier en al die vriendelijke mensen die er wonen, liepen we door bossen en over scheepswerven. We dronken Guinness en Alexander Keith’s bier in pubs waar mannen met baarden luidkeels zongen over zee, boten en vrouwen en we aten Seafood chowder, Fish ’n Chips en krabbenpoten.
Uren spendeerden we op de wegen, constant omringd door explosies aan kleur: de bladeren aan de bomen waren oranje, rood, groen, bijna paars, we reden langs de blauwe zee, met gekleurde huizen erlangs, blauwe of groene bootjes in het water, fuiken langs de kant, zeemeeuwen op een steen, koude wind langs je oren… Nova Scotia bleek alles te zijn wat ik me had voorgesteld voordat ik vetrok.
Inmiddels zit onze excursie door deze provincie er op: de ouders zijn weer thuis en Freya en ik zitten nu dus in de trein richting Québec. Het is leuk om weer verder te gaan en iets nieuws te gaan bekijken. Ik kan gelukkig nu in volle overtuiging zeggen dat we heel Nova Scotia hebben doorkruist en gezien, en dat ik ontzettend blij ben dat ik er ben geweest!