“I don’t understand how a woman can leave the house without fixing herself up a little – if only out of politeness. And then, you never know, maybe that’s the day she has a date with destiny. And it’s best to be as pretty as possible for destiny.” – Coco Chanel
Een lelijk, groot, paars vest met speciale duim-gaten, imitatie schapenvacht in mijn capuchon, en een vreemde tribal-achtige tekening met bloemen en hartjes op mijn rug…in turquoise, natuurlijk.
Sinds mijn terugkeer naar de stad ben ik me pijnlijk bewust van de modeflaters waar ik tegenwoordig in rondloop; iets waar ik in een random gehucht gemakkelijk mee weg kon komen, maar wat hier toch een beetje op valt. Vaak maak ik de afspraak met mezelf om alle –in mijn ogen- lelijke kledingstukken langzaam, maar zeker, te vervangen door hippere en modieuzere kledij. Hoewel ik mezelf niet bepaald zie als een modepopje, ben ik er wel degelijk van overtuigd dat je je beter voelt wanneer je je goed kleedt. Maar de ruimte in mijn backpack is beperkt: waar ik thuis een hang- en ladekast tot mijn beschikking had, heb ik nu 60 liter – eigenlijk 55, wanneer ik de toiletartikelen niet meereken. En dat lijkt tot praktische aankopen…en praktische aankopen zijn vaak niet de mooiste.
Voor de komende – Canadese – winter zou ik niets liever willen dan een grof gebreide trui met een of andere Scandinavische print; maar deze zijn duur en zo’n ding neemt waarschijnlijk zonder enige inspanning 50 liter in beslag. Een thermo/outdoor-vest is waarschijnlijk net zo duur, maar neemt aanzienlijk minder ruimte in beslag. Een minpuntje is wel dat je met zo’n vest het gevaar loopt er uit te zien alsof je al 40 jaar op wandelvakanties gaat naar Ijsland, Lapland, Syberië en…weet ik het…Zwitserland ofzo. Snelle reflecterende zonnebril en klaar is Kees. Ik weet niet of ik dat wel wil.
De keuze was dus snel gemaakt toen ik bij de Canadese versie van de Makro (de naam is me even ontschoten) mijn lelijke, maar zachte, warme en niet-te-volumineuze paarse vest zag liggen voor 20 dollar. Op zich ben ik blij met het resultaat: ik heb het een stuk minder koud wanneer ik mijn trui draag, maar wanneer ik naar buiten ga denk ik geregeld: “GOD, ik hoop maar niet dat men denkt dat ik dit vest écht mooi vind!”. Maar dat denkt men natuurlijk wel, en dat stoort me.
Ik heb altijd een hekel gehad aan vrouwen die hun uiterlijk laten verslonzen omdat ze
– kinderen hebben
– een vriend hebben
– het druk hebben
– lui zijn.
Maar nu reis ik rond, slaap ik met 5 anderen op een kamer, en moet ik graven in mijn tas op zoek naar een fatsoenlijke outfit, make-up, nagellak remover, en een voetvijl…en opeens loop ik weken rond zonder mascara of wat dan ook, met afgebladderde nagelijk, ‘lekker makkelijke’ kleren, mijn haar slapjes, moet ik opeens naar de pedicure, en ben ik 5 keer meer onzeker dan normaal. Ik haat het idee dat ik zo oppervlakkig ben dat mijn licht verslonsde uiterlijk me onzeker maakt, maar dit kan zo niet langer; waar is dat meisje in rokjes en jurkjes en maillots, die eyeliner op haar ogen smeerde en de tijd nam om haar nagels te lakken (en te ontlakken)?!
Morgen koop ik een leuke trui, en gooi ik dit paarse vest in een of andere bak voor mensen die kleding nodig hebben. Morgen lak ik ook mijn nagels, doe ik make-up op, oorbellen in, en doe ik mijn best om mijn haar er spontaan uit te laten zien. Ik vraag mijn moeder of ze mijn warme jurk (met Scandinavische print) meeneemt in oktober en vanaf nu koop ik nooit meer een ‘lekker praktisch’ kledingstuk wanneer het te lelijk is om mee op de foto te gaan. Beloofd!