Wanneer je in een kroeg staat waar de muziek een groot deel van de entourage is, dan kan het vaak niet anders dat je met je mede-kroeggenoten in gesprek raakt over de band die aan het spelen is.
Zo ook vrijdag, toen ik mijzelf na een dag strand naar het Leidseplein had gesleept voor wat extra vertier met een vriendin. Ik raakte onvrijwillig in gesprek met een man die ik eigenlijk stomvervelend vond, maar die ik, gezien zijn lengte en omvang, niet gelijk als een “Neen!” wilde afschrijven. Inmiddels weet ik dat mijn eerste indruk niet altijd betrouwbaar is, dus ik negeerde zijn zorgvuldig uitgezochte outfit (blauwe nike-pet, blauw gestreept overhemd, en de meest verschrikkelijke blauwe bootschoenen), en probeerde oprecht geïnteresseerd te luisteren naar wat hij mij te melden had.
Hij was een vriend van de hele band, en was dus ook in de kroeg omdat zij moesten optreden, en niet omdat hij daar zo’n zin in had. Hij vond de muziek die de band speelde verschrikkelijk.
Het was niet echt bijzondere muziek; simpele covers van Aerosmith, Led Zeppelin en zelfs nog Green Day. Gewoon van die nummers die je sowieso mee kan zingen, ook na 15 bier. Maargoed, meneer Bootschoen hield niet van die “teringherrie”. Hopend op een beetje meer diepgang vroeg ik waar hij dan wel van hield. “Ik ga morgen naar Awakenings, ik houd echt heel erg van housemuziek” Ik kon mijn afschuw natuurlijk niet helemaal verbergen; ook Loveland vond hij helemaal “top”. Toevallig was ik met koninginnedag per ongeluk in het Loveland-gedeelte van Amsterdam beland, en schoot daar bijna in een depressie. (Al schiet ik sowieso vaak in een depressie tijdens Koninginnedag in Amsterdam.)
Om mij toch een beetje gerust te stellen vertelde hij ook nog dat hij best van UB40 hield: hij liet me zelfs nog filmpjes van een optreden zien op zijn telefoon.
Ook vond hij het liedje van Kid Rock “All Summer Long” best aardig. Er viel echt niets meer aan te doen, deze man kon mijn aandacht niet meer vasthouden. Het ergste was nog dat hij zichzelf én zijn muzieksmaak zo ontzettend serieus nam. Ik poogde nog een beetje mee te gaan in zijn enthousiasme voor zagende muziek door te vragen of hij Huoratron kende (daar word ik dan weer wel op een goede manier opgefokt van), maar die kende hij dan weer niet. Er viel werkelijk níets meer van te maken. Er was geen enkele overeenkomst te bespeuren.
Muziek is een essentieel bindmiddel wanneer je verder geen andere gemeenschappelijke eigenschappen of interesses hebt. Vaak schept het een soort vreemde band wanneer je allebei gek bent op een groep/band/artiest, en van daaruit kun je weer verder praten over nummers, optredens, of eventueel over vergelijkbare artiesten. Natuurlijk heeft iedereen wel een zwak voor een band of een groep, of zelfs een hele radiozender waar je niet heel erg trots op bent. Ik houd bijvoorbeeld van Toto en Phil Collins, fiets soms vol overgave op nummers van Ace of Base of Take That, ben gek op foute jaren ’90 hits, vind Sky Radio in de auto helemaal niet zo erg, en Lady Gaga en Beyoncé staan ook op míjn Ipod. Maar dit zijn niet de zaken die ik als eerste zou opnoemen in een kroeg, of op andere plaatsen waar mensen een beeld van mij proberen te vormen omdat men me er leuk uit vindt zien (misschien dat ik het wel zou zeggen in de vorm van een grap of zelfspot, overigens. Ik denk niet dat ik die neiging zou kunnen onderdrukken, namelijk).
Hier kun je moeilijk over doen, en zeggen dat het oppervlakkig is om zo te denken, maar het is vergelijkbaar met tatoeages die zichtbaar zijn terwijl je een baan hebt met status en veel verantwoordelijkheid: het maakt voor andere mensen vaak wel degelijk uit bij een eerste (of tweede) indruk. En contacten in de kroeg zijn nou eenmaal niet bepaald het schoolvoorbeeld van diepgang.
Gelukkig kon ik vrijdag toch nog een beetje vertrouwen op mijn eerste indruk. En gelukkig is een overeenkomstige muzieksmaak ook niet allesbepalend: later op de avond raakte ik aan de praat met iemand met wie ik geen woord over muziek heb gerept. En hij had ook nog eens gewoon Allstars aan.